De longen zijn tijdens het duiken een van de meest kwetsbare organen. Het is van levensbelang om goed functionerende longen te hebben tijdens het duiken. Indien er in de longen slecht ventilerende delen aanwezig zijn kunnen er tijdens het opstijgen luchtembolieën of longweefselbeschadiging ontstaan (= lung burst), dit komt door ”air trapping”. Ten tweede kan een stijvere long de kans op een arteriële gasembolie vergroten. Bij obstructieve longziekten zoals COPD is het van belang om rekening te houden met bovengenoemde risico’s.
Tijdens het duiken neemt de ademarbeid toe, dit heeft te maken met de toename van de luchtweerstand onder water. Daarnaast is het duiken zelf ook een forse inspanning. Duiken met perslucht geeft aanleiding tot hoestprikkels.
Longaandoening en longdecompressieziekte bij gezonde mensen
Ook duikers met goed functionerende longen hebben een risico op decompressieziekte. Decompressieziekte kan bijvoorbeeld ontstaan door een te snelle opstijging of door het overschrijden van de ”no decompression limit” (bij het te lang blijven op grote diepte).
De onderstaande longproblemen kunnen hierdoor ontstaan:
- beschadiging van de kleine longblaasjes (alveoli) met eventueel het onstaan van een klaplong (pneumothorax)
- lucht onder de huid
- tijdens het opstijgen komt stikstof vrij, hierdoor kunnen longinfarcten onstaan (decompressie ziekte type 2)
Functioneren mijn longen goed genoeg om te duiken?
Om antwoord te geven op deze vraag is een longfunctie test noodzakelijk. Het longfunctie onderzoek (spirometrie) is een standaard onderdeel van de duikkeuring. Tijdens de spirometrie worden de longvolumes bepaald. Enkele belangrijke waardes zijn de forced vital capacity (FVC), een seconde waarde FEV1, expiratoire ratio FEV1/FVC. De laatst genoemde waarde wordt gebruikt om de mate van luchtwegobstructie te bepalen. De normaalwaarde ligt tussen de 75% en 80%.
Daarnaast komen ook restrictieve longaandoeningen voor zoals sarcoïdose, longfibrose, scoliose of een longkwabresectie. Bij deze aandoeningen kunnen de longen niet goed uitzetten tijdens het inademen en is er sprake van een beperkte longcapaciteit.
Tijdens de duikkeuring wordt een volledig spirometrie onderzoek gedaan, inclusief de flow-volume curve. Uitsluitend het meten van de piekstroom (vaak wordt dit door huisartsen gebruikt als screeningstool voor COPD) is onvoldoende omdat dit kan leiden tot misinterpretaties.
Bronvermelding:
Duikgeneeskunde theorie en praktijk, L. Feensta, J.J. Brandt Corstius